30 september 2008

Willem Frederik Hermans : "Een heilige van de horlogerie"

Deze roman van W.F. Hermans werd gepubliceerd in 1987 en is één van zijn minder bekende werken, hoewel de roman in 1988 werd genomineerd voor de Ako literatuurprijs.

Constantin Brueghel, de zoon van een naar Frankrijk geëmigreerde Nederlandse kaasboer en een Franse vrouw, is een afgestudeerde filosoof die doctoreerde met een scriptie over Tijd en Duur. Van kaas heeft hij weinig kaas gegeten en ook een baantje in het onderwijs zegt hem weinig, dus neemt hij een baantje aan bij zijn oom. Die is verantwoordelijk voor de klokken in een lokaal leegstaand paleis. En aldus staat Constantin in voor het opwinden van 1473 klokken en pendules, verspreid over 297 zalen en kamers. De bouwer van het paleis - één of andere hertog ten tijde van Napoleon - had in zijn testament bepaald dat zijn eigendommen zouden overgaan op de gemeente, op voorwaarde dat de klokkencollectie bewaard en minitieus verzorgd zou worden. En zo wil het ironische lot dat een doctorandus over Tijd en Duur zijn dagen vult met het opwinden van klokken ...

Constantin neemt zijn taak zeer plichtsgetrouw op, dit tot ongenoegen van enkele gemeenteambtenaren die in het paleis gehuisvest zijn en die de vele klokken meer dan beu zijn. Een nieuwe ambtenaar is het mooie meisje Louise, die als twee druppels water lijkt op de iconische actrice uit de periode van de stomme film Louise Brooks, een actrice voor wie Constantin van kindsbeen af een fetisj had. Wanneer Louise contact zoekt met Constantin, ziet deze een droom in vervulling gaan. Maar in het communistische maar stinkend rijke gemeenteraadslid Ménard heeft hij een geduchte concurrent. Bovendien dreigt ook zijn levenstaak in gedrang te komen wanneer - na enkele wolkbreuken - het paleis opgeëist wordt om gestrande vakantiegangers te herbergen ...

Deze roman is een typisch kenmerk van de ogenschijnlijk zakelijke en licht ironische schrijfstijl van W.F. Hermans. De plot is fris en het tiental openingspagina's (uittreksels uit de fictieve scriptie van het hoofdpersonage - beslommeringen over tijdsbeleving en tijdsmeting) is om te smullen. Maar wanneer je éénmaal de premisse hebt geproefd, raakt het verhaal gaandeweg in het slop. Het is dan ook niet zozeer de plot die uitnodigt om deze roman te (her)lezen, maar wel het zuivere taalgebruik van W.F. Hermans en zijn betrachting om een roman te schrijven die even vlot loopt als een goed uurwerk. In het licht van de rest van het oeuvre van Hermans geen absolute topper, maar her en der valt er wel een sprankelende alinea te sprokkelen.

Een interessante analyse over deze roman in "Nederlandse literatuur 1960-1988" van Jaap Goedgebuure :

"Constantin Brueghel, de titelfiguur uit Een heilige van de horlogerie, wordt het slachtoffer van zijn adoratie voor de filmster Louise Brooks. Haar reïncarnatie, een verleidster van hetzelfde soort als de Helena uit Homme's hoest, houdt hem af van zijn taak: het onderhouden van een op zich waardeloze klokkencollectie in een provinciaal museum van de derde rang. Want ook al is hij zich het nederige van zijn functie en werkomgeving terdege bewust, Brueghel stelt er een eer in om, dwars tegen de verloedering van plichtsbesef en arbeidsethos in, zijn werk zo goed mogelijk te blijven doen. In dat opzicht is hij een ware heilige van deze tijd; hij wil niet ‘dat er zich zelfs in het duister van zijn ziel de geringste schim of schaduw van een ongerechtigheid verbergt’.
De associatie met de gewijde sfeer, zoals die blijkt uit het bovenstaand citaat en de titel van de roman, is op zijn plaats. Brueghel is namelijk een filosoof die de wijsbegeerte na het afsluiten van zijn studie met een briljante scriptie over tijd en duur de rug heeft toegekeerd. In die scriptie betoogt hij dat alleen de kalender regelmaat en verandering ervaarbaar kan maken. De klok daarentegen is de concreet geworden terugkeer van hetzelfde: tweemaal daags worden twaalf uren volgemaakt. Zo geredeneerd is het klokkenmuseum het symbool van eeuwigheid, hemel en paradijs, althans voor de hoofdpersoon. Dat hij zichzelf eigenlijk voor de gek houdt, weet ook Brueghel maar al te goed, nu hij beseft dat hij van leugens en hypocrisie gebruik moet maken om zijn schijnwereld in stand te houden. En uiteindelijk zal hij dan toch nog falen.
Meer dan in welk ander deel van zijn oeuvre ook heeft Hermans in Een heilige van de horlogerie zijn principes aangaande de door hem voorgestane ‘klassieke’ roman verwezenlijkt. Het formele kenmerk van zo'n roman is dat alles wat erin beschreven wordt doelgericht is. Een geslaagd, dat wil zeggen evenwichtig, boek is zo iets als een goedlopend precisie-uurwerk, om te variëren op een bekend gezegde van La Bruyère (dat in Een heilige van de horlogerie trouwens wordt aangehaald). Inhoudelijk stelt Hermans de eis dat ‘het thema volledig is verwerkt in een verhaal’, dat ‘een idee wordt uitgedrukt door middel van handelingen’ en dat ‘de optredende personages desnoods eerder personificaties zijn dan psychologische portretten’.
Deze beginselen zijn op hun beurt weer in overeenstemming te brengen met andere uitspraken waarin Hermans zijn literatuuropvattingen heeft neergelegd. Nu de waarheid waar historici naar streven al niet veel meer is ‘dan een fabel, een mythe of het waansysteem van een paranoialijder’, kan ook de ‘realistische’ roman geen andere pretentie hebben dan die welke per traditie is weggelegd voor fabel of mythe. Maar juist in die elementaire vormen van het vertellen laat de visie op het bestaan zich persoonlijker en tegelijk algemener formuleren dan mogelijk is binnen het bestek van een realistisch verhaal."

26 september 2008

Nile (Biebob - 26.09.2008)

Opener Severe Torture - gauwgenoten want afkomstig uit het nabije Nederlandse Boxtel - importeerde degelijke death metal in de Vosselaarse Biebob. Vooral de vocals van zanger Dennis Schreurs zaten snor. Dat Schreurs qua uiterlijk en maniertjes wel wat weg had van de prettig gestoorde zanger van Disavowed (zie ook dit verslagje), was lekker meegenomen.

De Zweedse metalheads van Grave draaien blijkbaar al een hele tijd mee. De bassist leek inderdaad op een vikingkrijger op leeftijd, terwijl de blonde haren van frontman Ola Lindgren vettiger waren dan een overjaarse bitterbal. Maar dat nam niet weg dat er een leuk old school-sfeertje rond dit optreden hing.

Dit alles was klein bier vergeleken bij de hoofdact van de avond : het onvergelijkbare Nile. Op Graspop al één van de smaakmakers, maar in een kleine concertzaal kwamen de complexe structuren van de songs veel beter tot hun recht. Naadloze overnames van zanglijnen en gitaarpartijen, voortgedreven door het indrukwekkende drumwerk van George Kollias.

Nog maar pas terug uit Spanje waande ik me opnieuw in Benidorm : oprichter en songschrijver Karl Sanders draagt opvallende vetkwabbels met zich mee, alsmede een schraal toefje blond haar. Maar het blijft wel een heerser. Grappig hoogtepunt : middenin een lang aangehouden reeks serieuze grunts vond Sanders toch de tijd om even breedsmoels te lachen. Over haardracht gesproken : ook zanger Dallas Toler-Wade blijft de illusie koesteren dat hij nog over lange metal-manen beschikt, terwijl zijn centrale kruin alsmaar nadrukkelijker kalend wordt. Ook hij blijft echter een coole kerel, vooral wanneer hij de songs aankondigt met zijn typerende "would you like to hear it ?".

Over de samenstelling van de setlist ga ik me niet uitwijden. Natuurlijk waren er veel nummers uit het laatste album Ithypallic (zoals de imposante opener 'What may be safely written'). Als ik me niet vergis kwam ook het nummer met één van de langste songtitels die ik ken, aan bod : 'Papyrus containing the spell to preserve its possessor against attacks from he who is in the water'. Maar ik kan verwarren met 'Chapter of obeisance before giving breath to the inert one in the presence of the cresent shaped horns' uit Annihilation of the wicked. Er was alleszins één titelaankondiging door Toler-Wade die indrukwekkend lang was ...

Veel nummers uit Annihilation of the wicked trouwens, maar ook oudere platen werden niet vergeten (bijvoorbeeld Unas slayer of the Gods uit In their darkened shrines of nog de titeltrack uit Black seeds of vengeance). Ook uit de debuutplaat Amongst The Catacombs Of Nephren-Ka werd een song geplukt, maar ik ben niet meer zeker of dat Ramses bringer of war was. Wat er ook van weze : Nile delivered the goods. Voor zover mijn beperkte kennis van het genre reikt, moet Nile zowat de meest interessante death metal-exponent zijn.

Spider

Regie : David Cronenberg (2002)

De contactgestoorde Dennis Clegg wordt tijdelijk vrijgelaten uit een psychiatrische instelling en neemt zijn intrek in een opvangtehuis. Omdat hij al van kindsbeen af gefascineerd was door spinnen, gaf zijn moeder hem de bijnaam 'spider'. Langzaam maar zeker wordt de kijker een blik gegund in de getroebleerde geest van Clegg, wanneer zijn eigen verleden zich voor zijn ogen afrolt. Een geaccidenteerd verleden, waarbij het overlijden van zijn moeder centraal staat. Clegg speel echter een verdraaide versie van de waarheid af : was zijn vader een dronken bruut die aan de haal ging met een laag bij de grondse hoer en die zijn vrouw de schedel insloeg met een spade ? Of was de waarheid heel wat complexer ? Fictie en waarheid vloeien vlotjes in elkaar over. Zowel de geïdealiseerde moeder als de hoer als de bazin van het tehuis beginnen steeds meer op elkaar te lijken. De geest van de getormenteerde Clegg zit voor altijd vast in een spinnenweb dat hij doorheen de jaren gesponnen heeft ...

Wie een beetje vertrouwd is met het werk van Cronenberg, weet dat er altijd wel een aantal rare figuren in rondlopen. In Spider bedient Cronenberg zich niet van scifi-elementen of special effects, maar beperkt hij zich tot een zeer afstandelijk en kil portret van een extreem introverte fruitcake. De nadruk ligt hier eerder op mentale dan op fysische verminking.

Ralph Fiennes haalt alle registers boven in zijn vertolking van Clegg. Hij spreekt nauwelijks een verstaanbaar woord, kijkt altijd zijdelings weg of naar de grond en heeft zich duidelijk sterk ingeleefd in zijn rol. Zijn vertolking deed me zeer ongemakkelijk voelen maar kwam af en toe té geforceerd over. Ook de driedubbele rol van Miranda Richardson (heilige moeder / gore sloerie / strenge bazin) is uitermate ambitieus, op het randje van het té ambitieuze af.

Spider is geen film waar je van geniet. Daarvoor zijn enerzijds de acteerprestaties te grotesk en is anderzijds elke emotionele verwantschap met het verhaal tenietgedaan door de nogal voorspelbare wijze waarop de puzzelstukjes op het einde in elkaar passen. Bij momenten is de film niet minder dan briljant (vooral visueel is het smullen geblazen) maar op het einde van de rit heeft de complexe trip doorheen het verminkte brein van het hoofdpersonage weinig bijgebracht. Sowieso ontieglijk veel interessanter dan de doorsnee-film, maar het zeer hermetische karakter van de film vergt een grote inspanning van de kijker. Waar na een grote inspanning normaliter een grote beloning verwacht mag worden, blijft die bij Spider uit.

Website Spider

Wild side

Regie : Sébastien Lifshitz (2004)

Stéphanie is een transseksueel die in Parijs overleeft door zich te prostitueren. Ze heeft een relatie met de jonge Maghrebijn Djamel, die als mannelijke prostitué zijn klanten ronselt in de toiletten van het Gare du Nord, en met de Russische plattelandsjongen Mikhail. Deze laatste leerde ze kennen toen hij door één van haar klanten als een soort moderne Midnight Cowboy van straat werd geplukt en tegen betaling seks met haar had. Wanneer de moeder van Stéphanie zwaar ziek wordt, reist het trio af naar het platteland om de zieke in haar laatste dagen bij te staan. Vooral voor Stéphanie maar ook voor Djamel en Mikhail komt het verblijf op het platteland neer op een harde confrontatie met hun eigen bestaan ...

De reacties op deze film zijn zeer divers, en dat heeft vooral te maken met het feit dat de film een flink aantal seksueel zeer expliciete scènes bevat. Deze scènes stoten veel kijkers tegen de borst en leiden jammer genoeg de aandacht af van het feit dat deze film in wezen een zeer intiem en oprecht beeld schetst van enkele mensen die als wrakhout aan de zelfkant van de maatschappij dobberen.

Dit harde en grauwe aspect van de film leverde bijvoorbeeld de volgende commentaren op : "The woe-is-me, pity-please ambiance with which Lifschitz has suffused his movie becomes more than a little hard to take." - "Welcome to the world of film festival cinema. We hope you enjoy your stay, or at least don't fall asleep in the next hour and a half." - "The primary impression is lots of moping and mooning, plus a song at the beginning with some of the worst lyrics you've ever heard." De laatste commentator pleegt een hint naar de weinig relevante intro van de film, waarin de androgyne Antony Hegarty (jawel, die van Antony and the Johnsons) een liedje zingt in de trant van "are you a boy or are you a girl".

Toch wens ik de film het voordeel van de twijfel te gunnen. De zelfkant van de maatschappij is altijd zowel afstotend als fascinerend en het siert Lifshitz dat hij geprobeerd heeft om diepmenselijke emoties te tonen bij vaak verguisde outcasts. Ik sluit me dan ook eerder aan bij deze meningen : "The collage of poetic visual asides and emotional exchanges courts effusiveness, but it remains earnest and hauntingly expressive of an inner human turmoil." - "Lifshitz successfully maneuvers his trio of outcasts toward a state of grace: His vision of misfit utopianism, in its own quiet way, is as defiant as anything in Fassbinder."

25 september 2008

Costa Blanca : van Murla tot Valencia (17-24/09/2008)

Het achtdal dagen dat ik doorbracht aan de Spaanse Costa Blanca - met het kleine dorpje Murla als uitvalsbasis - boden een perfecte mix aan zon, zee en cultuur. En het was natuurlijk de ideale gelegenheid om de Nikon nog eens van stal te halen. Als je trouwens op de foto's klikt, zie je de afbeeldingen een stuk groter en duidelijker.

Een eerste 'hoogtepunt' vormde het onvermijdelijke Benidorm. Ik liet me onder lichte dwang meeslepen naar deze badplaats en werd ondergedompeld in een bizar universum. Wat ooit een klein vissersdorpje was, bulkt nu van de toeristen en van de spuuglelijke hoogbouw. Aan de gemiddelde Benidorm-toerist kunnen minstens enkele van de volgende adjectieven toebedeeld worden : marginaal, lelijk, vet, oud, getatoeëerd. Honderden kleine "made in China"-shops trachten hun goedkope blikken rommel aan de (roodverbrande Engels)man te brengen.



















Van een heel ander allooi was de lange wandeling die ik doorheen de streek rond Murla maakte. Deze wandeling bracht me naar het nabijgelegen bergdorp Fontilles. In dit dorp werd in 1909 het sanatorium San Francisco de Borja geopend, bestemd voor de opvang van lepra-patiënten. Het lepra-dorp werd ommuurd door een heuse omwalling, een soort van Chinese Muur in het klein. Rondwandelen door dit dorp en in het sanatorium - waar nog steeds enkele oude lepra-patiënten rondwaren - is een zeer aparte ervaring. De lichtjes afgebladderde maar vanuit architecturaal standpunt schitterende gebouwen vormen het perfecte decor voor enkele opmerkelijke stillevens.
























Maar ook de opvallend robuuste natuur laat zich gelden in deze streek. Wanneer je je de moeite getroost om een uurtje het binnenland in te rijden, bereik je al de eerste aanzet naar het ruwe gebergte en de infame Barranco del infierno, waar talloze wandelpaden zich rond de grauwe heuvels kronkelen. Een must voor de avontuurlijk ingestelde trekker. Sommige routes - waar je wel een week voor nodig hebt - leiden langs vergelegen overnachtingshutten.
























Gebaad werd er in de warme golven voor de kusten van Denia, op een zo goed als verlaten strand. Gestruind werd er door de sjieke jachthaven van Altea. Maar pas echt intens werd de verkenningstocht van de hoofdstad van de Comunitat Valenciana : de prachtige cultuurstad Valencia.

Waar ooit de bedding van de rivier de Turia lag, is nu een spectaculair cultureel-wetenschappelijk complex neergepoot (het zogenaamde Ciudad de las Artes y las Ciencias).
















De rest van de oude rivierbedding is ingericht als de groene long van de stad. Een lang plantsoen, overdekt door bruggen, opgetrokken in allerlei verschillende bouwstijlen.
















Op eender welke plek kun je vanuit deze groene long het oude stadsgedeelte inslaan en kun je je eindeloos vergapen aan de schitterende gebouwen en pleintjes en aan het doolfhof van middeleeuwse straatjes. Ik dien me met pijn in het hart te beperken tot enkele citysights die absoluut de moeite waard zijn.

De vergane glorie van enkele zitbanken in het park bij het gratis te bezoeken El Museo de Bellas Artes San Pio V (waar ik trouwens enkele mooie werken van El Greco heb zien hangen) :
















De stadsdiensten doen hun ding op één van de vele kleurrijke kerkpleintjes, terwijl elders enkele scooters en een betegelde muur een perfecte Spaanse symbiose vormen :





















Eén van de mooiste infobalies van de stad (dat van het indrukwekkende treinstation Estación del Norte) lonkt de reizigers, terwijl een poster van het naburige stierengevechtenstadion de activiteiten van de volgende weken aanprijst :






















In de schitterende en overdekte Mercat Central, opgetrokken in 1928 in de periode van de Spaanse Jugendstil, heerst een drukte van jewelste. Vis, vlees en groeten wisselen er van eigenaar. Een absolute must wanneer je Valencia bezoekt.























Statige gebouwen kijken je langs alle kanten aan en vormen een lust voor het oog van de architectuurliefhebber ...























... terwijl er ook in kleine steegjes heerlijke voorbeelden van pittoresk en kleurrijk verval te vinden zijn.















Langs de prachtige Catedral de Santa María de Valencia flanneer je naar het al even indrukwekkende Plaza de la Vírgen.





















Maar al dat moois zal deze eenzame bus-forens worst wezen !
















Met dank aan May en Nick voor het hartelijke onthaal, het lekkere eten en de overvloed aan streekgebonden info.

Shusaku Endo : "Het schandaal"

Suguro is een gevierd schrijver op leeftijd. Hij is een christelijk geïnspireerd schrijver wiens hoogstaande moraal zijn handelsmerk geworden is. Wanneer hij zijn zoveelste literaire prijs in ontvangst mag nemen, veroorzaakt een dronken vrouw enige ophef. Zij beweert dat ze Suguro regelmatig tegenkomt in een buurt van Tokio die gekend staat als een wijk van dubieus allooi. De jonge journalist Kobari - zelf een mislukt schrijver en jaloers op het succes van Suguro - is toevallig getuige van het opstootje en is vastbesloten om Suguro van zijn sokkel te halen. Suguro zelf doet het hele verhaal af als laster en meent dat er sprake moet zijn van een dubbelganger. Maar wanneer hij kennismaakt met een zekere mevrouw Naruse - overdag vrijwilligster in een ziekenhuis maar 's nachts een naar de dood hunkerende masochiste - begint Suguro langzaam maar zeker aan zichzelf te twijfelen. Bovendien ontwaken in hem voyeuristische gevoelen ten overstaan van de jonge studente Mitsu, een meisje dat hij heeft ingehuurd voor poetswerk. Is er sprake van een dubbelganger of lijdt Suguro aan een extreme vorm van schizofrenie ? In een hotelletje in de hoerenbuurt van Tokio komt het tot een ultieme confrontatie ...

In de nadagen van zijn eigen literaire carrière schept de Japanse auteur Shusaku Endo (1923-1996) een romanpersonage met de nodige autobiografische inslag. Net als Suguro is Endo immers een auteur die gekend stond om zijn christelijke geloof en daarmee nam hij een zeer unieke positie in de Japanse literatuur in. Het christelijke geloof loopt als een rode draad doorheen het ganse oeuvre van Endo, zoals ik eerder al aanhaalde in mijn korte bespreking van zijn roman De Samoerai.

In de roman Het schandaal (gepubliceerd in 1986) voert Endo zijn alter ego Suguro op als een manier om een balans op te maken van zijn eigen oeuvre. Hoe verhoudt de menselijke laagheid en het beest dat in ieder van ons schuilt zich tot morele waarden die door het christendom hoog in het vaandel gedragen worden ? Hoe kunnen deze twee verzoend worden en hoe moet je ermee omgaan ? Endo houdt zijn lezer een spiegel voor en het spiegelbeeld is verre van fraai. In wezen zijn we allemaal op lust en verminking beluste wezens. Aan ons om met dit pijnlijke zelfbeeld om te gaan. Endo veroordeelt zijn hoofdpersonage (en dus zichzelf) niet, maar stelt enkel vast dat de menselijke ziel enkele gitzwarte plekken vertoont. In een kille en sarcastische stijl geschreven, mondt de roman uit in een indrukwekkend hoofdstuk, dat zich laat lezen als een mistige nachtmerrie.

Enkele citaten over Het schandaal : "It will tell you about yourself, and tell perhaps more than you'd like to hear. Because it plumbs the depths of human depravity, it is depressing; because it makes the reader identify with that depravity, it is frightening." - "Scandal's main players are complex characters in which dark and light elements coexist - they are, Endo is telling us, moral doppelgangers of all of us." - "One man's apparently successful attempt to live a good life is extinguished by evil. Conscience, prayer and social mores are as ineffectual as lit matches thrown into a muddy lake. This book addresses the great questions of our age. How can we straddle the gulf between faith and modernity? How can humankind be so tender, and yet so cruel? Endo's superb novel offers only an unforgettable bafflement for an answer."

Leo Tolstoj : "De dood van Iwan Iljitsj" (Smert Ivana Ilicha)

Tolstoj publiceerde deze novelle in 1886, waardoor het werk te situeren valt in het latere en meer spiritueel getinte oeuvre van deze beroemde Russische auteur.

Het leven van Iwan Iljitsj lijkt zeer voorspoedig te verlopen : zijn carrière klimt gestaag totdat hij een mooie post versiert in het gerechtshof van Sint-Petersburg, hij huwt een begeerlijke dame van goede afkomst en richt zijn woonst perfect in volgens de wetten van de goede smaak. Maar na een ogenschijnlijk onschuldige val krijgt hij last van een knagende pijn in de onderbuik. Verschillende dokters en remedies brengen geen soelaas. Langzaam maar zeker wordt duidelijk dat Iljitsj terminaal ziek is en dat zijn dagen geteld zijn. Op zijn ziekbed wordt de stervende Iwan geconfronteerd met de leegheid van zijn bestaan en met de hypocrisie van hen die hem in zijn laatste dagen omringen. Zijn vrouw en dochter die uitzien naar de erfenis, zijn collega's die nu al staan te wringen om zijn betrekking in te palmen, zijn dokters die de behandelingen rekken om nog wat erelonen op te strijken, ... Enkel de aanwezigheid van de simpele knecht Gerasim - de enige zonder een verborgen agenda - biedt hem enige troost. Er rest Iljitsj weinig anders dan zijn dood af te wachten ...

Ik las deze novelle in een uitgave van 1978 van uitgeverij Meulenhoff. In deze uitgave wordt de novelle opmerkelijk genoeg gevolgd door een interessant nawoord van een arts (Geert Bremer). Bij nader inzien is dit zo gek nog niet. "De dood van Iwan Iljitsj" laat zich immers niet enkel lezen als een kroniek van de aangekondigde dood van één of ander fictief personage, maar houdt de lezer een spiegel voor ("het feit van het overlijden van een goede kennis riep bij allen die het hoorden een gevoel van vreugde wakker, dat hij, en niet zijzelf gestorven waren, zoals dat altijd het geval was"), biedt inzichten in stervensbegeleiding en bijna-dood-ervaringen en ontleedt messcherp de gevoelens van iemand die geconfronteerd wordt met het onvermijdelijke en die de ultieme troost zoekt in de Dood zelve.

Een beroemde quote van de Braziliaanse auteur Dalton Trevisan : "Ieder mens sterft twee keer. De eerste keer is als hij De dood van Iwan Iljitsj leest". Een tijdloze novelle, één van de meesterwerken uit de Russische literatuur én nog steeds beschouwd als één van de krachtigste pyschologische inzichten in de confrontatie met de Dood.

Ober

Regie/scenario/productie : Alex van Warmerdam (2006)

Het zit Edgar niet mee. Al jarenlang werkt hij als ober in een restaurant en moet daar de grillen van allerlei lastige klanten ondergaan. Zijn vrouw is ziek en bedlegerig, de relatie met zijn minnares zit op een fout spoor, zijn buren zijn twee klootzakken die hem opzadelen met een Japanse huurmoordenaar, ... Maar het kan nog erger : Edgar heeft zijn lot niet in eigen handen want hij is het hoofdpersonage in een roman van auteur Herman. Edgar dringt er bij zijn schepper op aan om hem een beter bestaan te geven. Herman laat zijn personage verliefd worden op de bloedmooie vrouw van een collega-ober, maar dat maakt één en ander enkel gecompliceerder ...

"Ober" is de vijfde en voorlopig laatste langspeelfilm die ontsproten is uit het unieke brein van Alex van Warmerdam, wellicht de meest originele en getalenteerde Nederlandse filmmaker. Van zijn voorgaande films (Abel, De Noorderlingen, De Jurk, Kleine Teun) heb ik telkens met volle teugen genoten, en dat was bij Ober niet anders.

Voor liefhebbers van macabere en surrealistische humor à la Jiskefet is deze film smullen geblazen. In enkele amusante bijrollen mogen overigens Jiskefet-acteurs Kees Prins (als één van de irritante zakenmannen in het restaurant) en René van 't Hof (als ultra-trage verkoopster van boog en pijlen) opdraven. Het acteerwerk is onderkoeld humoristisch, de retro-decors zijn puntgaaf en het volstrekt unieke script kan tot het einde boeien.

De drie lastige zakenmannen in het restaurant ("GOD-VER-DOMME, JE MOET ONS BEHAGEN !") zijn onvergetelijk, evenals de grap met de trage verkoopster. Zoals niet iedereen houdt van wrange Jiskefet-humor en niet iedereen meegesleept wordt door magisch-realistische scripts van het Charlie Kaufman-type, zal ook deze film geen spek naar ieders bek zijn. Ik daarentegen heb me kunnen laven aan een goede portie cinema, waarin slechts één zwak punt te noteren valt : de interactie tussen Edgar en zijn schepper Herman zorgt voor enkele mindere momenten, vooral omdat het Herman-personage een nogal vlakke en kleurloze figuur is. Een kleine smet op een overigens uitstekende film.

13 september 2008

Aldous Huxley : "Gasten op Crome"

Aldous Huxley debuteerde in 1921 - op 27-jarige leeftijd - met de amusante roman "Crome Yellow".

Een aantal gasten arriveren op het landgoed Crome, dat bestiert wordt door de zelfverklaarde historicus Sir Henry Wimbush. Vanuit het perspectief van de jonge dichter Denis Stone wordt de lezer meegetroond naar menig diner, brunch en wandeling, waarbij de protagonisten zich telkens uitputten in hoogdravende gesprekken. Enkele jongedames doen de harten sneller slaan : de nogal dove Jenny die zich altijd terugtrekt met haar rode dagboek, de té serieuze Mary die altijd buiten adem is maar vooral de mooie en sierlijke Anne. Zowel Denis als de flamboyante schilder Gombauld dingen naar haar gunsten. Temidden van het geflirt en het gediscussieer leest Sir Henry af en toe voor uit zijn zelfgeschreven geschiedenis van het landgoed. En dan is er nog de breedsprakerige Mr. Scogan, met het uiterlijk van een uitgestorven hagedisachtige. Scogan kan eindeloos doorbomen over religieuze en militaire uniformen, over waarom aristocraten exentriek moeten zijn, over de aard van het helaal. Denis tracht zijn gevoelens om te zetten in kwatrijnen, maar er is altijd wel deze of gene gast die hem daarbij stoort ...

Thematisch sluit deze roman naadloos aan bij mijn vorige topic (wat de gasten op Crome doen, is in wezen niets anders dan de jonge snobs in Metropolitan) én bij een traditie van Engelse country-romans, waarin gesprekken en onderhuidse emoties de boventoon voeren tegen de achtergrond van één of ander landgoed.

Maar Huxley voegt een extra dimensie toe aan dit literaire subgenre. Vooreerst door zijn taalgebruik. Huxley blijkt een grote voorliefde te hebben voor de Klassieken, haalt regelmatig historische figuren aan en pleegt ook graag de nodige poëzie. Het is vooral genieten wanneer hij zijn alter-ego Scogan aan het woord laat. Het is dan ook niet toevallig dat Huxley bij monde van Scogan een zeer essentiële passage opvoert, die de lezer reeds een glimp doet opvangen van zijn visionaire roman Brave new world uit 1932. Huxley laat Scogan een wereld beschrijven waarin een onpersoonlijke toekomst zich aandient, waarin de grote mensenmassa in een rozige verdovingstoestand gemanipuleerd wordt door enkele breinen, waarin er voor familiewaarden en vrij gedachtengoed geen plaats meer is.

Ik pluk willekeurig uit één van de vele zalige redevoeringen van Scogan. Ditmaal gaat het over waarom hij wel van kubisme en metro's houdt, maar niet van de vrije natuur. Dit fragment is trouwens genomen uit deze pagina, waar de roman integraal te lezen valt. Lees en geniet !

"I for one, without ever having had the slightest appreciation of painting, have always taken particular pleasure in Cubismus. I like to see pictures from which nature has been completely banished, pictures which are exclusively the product of the human mind. They give me the same pleasure as I derive from a good piece of reasoning or a mathematical problem or an achievement of engineering. Nature, or anything that reminds me of nature, disturbs me; it is too large, too complicated, above all too utterly pointless and incomprehensible. I am at home with the works of man; if I choose to set my mind to it, I can understand anything that any man has made or thought. That is why I always travel by Tube, never by bus if I can possibly help it. For, travelling by bus, one can't avoid seeing, even in London, a few stray works of God - the sky, for example, an occasional tree, the flowers in the window-boxes. But travel by Tube and you see nothing but the works of man - iron riveted into geometrical forms, straight lines of concrete, patterned expanses of tiles. All is human and the product of friendly and comprehensible minds. All philosophies and all religions - what are they but spiritual Tubes bored through the universe! Through these narrow tunnels, where all is recognisably human, one travels comfortable and secure, contriving to forget that all round and below and above them stretches the blind mass of earth, endless and unexplored. Yes, give me the Tube and Cubismus every time; give me ideas, so snug and neat and simple and well made. And preserve me from nature, preserve me from all that's inhumanly large and complicated and obscure. I haven't the courage, and, above all, I haven't the time to start wandering in that labyrinth."

12 september 2008

Metropolitan

Regie/scenario : Whit Stillman (1990)

Een stelletje jonge snobs uit de gegoede klasse van Upper East Manhattan komen regelmatig - gekleed in smokings en galajurken - bij elkaar om sjieke feestjes te houden en om er pseudo-intelligente discussies te houden. Er is de altijd cynische Nick, de enigmatische Audrey, partygirl Sally en de filosofische betweter Charlie. Ze noemen zich de Sally Fowler Rat Pack. Per toeval sluit ook de jonge Tom zich bij de groep aan. Tom is niet zo bemiddeld als de rest van de Rat Pack en staat aanvankelijk als overtuigd Fourier-socialist zeer sceptisch tegenover de snobistische samenkomsten van zijn nieuwe vrienden. Maar geleidelijk aan geraakt hij goed bevriend met Nick en blijkt hij ook van grote invloed te zijn op de gevoelige Audrey. Het galabal-seizoen is echter van korte duur en de komst van Tom versnelt enkel maar de onvermijdelijke ontbinding van de Rat Pack ...

De ontstaansgeschiedenis van deze zeer intelligente film is op zijn minst opmerkelijk te noemen. Regisseur/producer/scenarist Stillman schreef het script tussen 1984 en 1988 en financierde de film door zijn eigen appartement te verkopen en met behulp van giften van familie en vrienden. De film werd grotendeels opgenomen in huizen en appartementen van kennissen en de cast bestaat bijna volledig uit jonge debutanten.

Verwacht geen enkele vorm van actie in deze prent. Ook voor hoogoplopende ruzies en passies is er nauwelijks plaats. Alle gesprekken vinden plaats binnen het strakke keurslijf van sociale conventies. Of het nu gaat over de pro's en contra's van het Franse socialisme, het oeuvre van Jane Austen of de verhouding tussen de seksen : de preppy jongeren (preppy is een term die slaat op bevoorrechte jongeren die naar dure universiteiten gaan) gieten het allemaal in eloquente causerieën. Je kunt deze film dan ook best savoueren als een bel cognac en genieten van de ene spitante quote na de andere.

Enkele voorbeelden : "He is tall, rich, good looking, stupid, dishonest, conceited, a bully, liar, drunk and thief, an egomaniac, and probably psychotic. In short, highly attractive to women." - "I've always planned to be a failure anyway, that's why I plan to marry an extremely wealthy woman." - "It's a tiny bit arrogant of people to go around worrying about those less fortunate." - "Playing strip poker with an exhibitionist somehow takes the challenge out of it." - "When you're an egoist, none of the harm you do is intentional." - "I don't read novels. I prefer good literary criticism. That way you get both the novelists' ideas as well as the critics' thinking."

Voor hen die een high brow-versie van The breakfast club wel zien zitten, is Metropolitan een aanrader. Dat Stillman een oscarnominatie in de wacht sleepte voor zijn script, is hier het beste bewijs van. Stillman deed één en ander nog dunnetjes over met zijn zelfgeschreven films Barcelona (1994) en The last days of disco (1998), die voortborduren op hetzelfde thema.

01 september 2008

Only angels have wings

Regie : Howard Hawks (1939)

"Romance soaring above the Andes ! Drama thundering across a continent !"

De mondige jongevrouw Bonnie Lee strandt met een pakketboot in een kleine haven in Zuid-Amerika. Ze maakt er kennis met de ogenschijnlijk gevoelloze Geoff Carter, die aan het hoofd staat van een kleine ploeg piloten die postzakken moeten vervoeren over een gevaarlijke en mistige bergpas. Kort na haar aankomst is Bonnie getuige van een fataal ongeluk : een jonge piloot komt in een crash om het leven. Slechts enkele uren na het ongeluk trekt het gewone leven zich weer op gang met drank en gezang. Geïntrigeerd door deze rauwe mannengemeenschap en onder de indruk van de charme van Carter, besluit Bonnie om wat langer te blijven. Eén en ander wordt ingewikkelder wanneer de verongelukte piloot wordt vervangen door een piloot met een slechte reputatie, wiens vrouw bovendien een oude vlam van Carter blijkt te zijn. Carter moet alles op alles zetten om een belangrijke deadline te halen : nog één levering scheidt hem van een lucratief contract. Tijdens de nacht waarop de deadline verstrijkt, steekt een zware storm op ...

Om het met een cliché te zeggen : zo'n films maken ze niet meer. Een heerlijke ouderwetse avonturenfilm die moeiteloos gedurende gans haar lengte (121 minuten) de aandacht gaande kan houden. De film wordt algemeen beschouwd als één van de beste uit het oeuvre van regisseur Howard Hawks, maar wordt bizar genoeg meestal over het hoofd gezien. Als het over Hawks gaat, worden meestal Scarface, Bringing up baby, His girl friday, To have and have not en Rio Bravo vernoemd. Only angels have wings mag moeiteloos in dit illustere rijtje staan. Hawks doet na het succes van Bringing up baby (1938) opnieuw een beroep op Cary Grant (volgens sommigen een miscast maar altijd een beetje onweerstaanbaar), die uitstekend weerwerk krijgt van Jean Arthur in de rol van Bonnie Lee. Rita Hayworth had al meerdere kleine rolletjes gespeeld maar werd pas nu door het grote publiek opgemerkt door haar bijrol als ex-liefje van Grant.

De special effects met de vliegtuigen komen nu misschien een tikje gedateerd over, maar dit wordt gelativeerd door het feit dat de film in 1939 werd gedraaid én dat enkele van de vliegscènes gebaseerd zijn op ooggetuigenissen van Hawks zelf ! De romantische subplot is dan wel wat belegen, maar in dergelijke films uit de oude doos neem je dat er graag bij. Een uitgebreide review lees je hier. Was goed voor twee oscarnominaties (special effects en fotografie).

Tsotsi

Regie : Gavin Hood (2005)

In de Township van Johannesburg moet elke dag een harde overlevingsstrijd gevoerd worden. Zo ook door de jonge bendeleider Tsotsi, die enkele nozems rond zich heeft verzameld en die met kleine criminaliteit zijn dagen vult. Op een dag loopt een carjacking in de rijke buurt van Johannesburg fout af. Tsotsi schiet een vrouw neer en pikt haar dure auto, om wat later vast te stellen dat er een baby op de achterbank ligt. Tsotsi houdt de baby enkele dagen bij zich en ondergaat een gedaantewisseling. De baby doet hem immers denken aan zijn eigen ongelukkige jeugd. Langzaam verandert Tsotsi van een koele killer in een gevoelige jongeman ...

Deze prent werd enthousiast onthaald en mocht - naast een hele trits awards - de ultieme bekroning ontvangen middels een oscar voor beste buitenlandse film. Je wint geen hele hoop prijzen als je niet een aantal verdiensten hebt. De acteerprestaties zijn zeer degelijk, de fotografie is dik in orde en het verhaal is best aandoenlijk. Bovendien schetst de film een mooi beeld van het contrast tussen de uitersten in de Zuid-Afrikaanse samenleving en doet regisseur Hood zijn best om - o.a. via het veelvuldig tonen van immense billboards - de AIDS-problematiek onder de aandacht te brengen. Ook de soundtrack - vol met snedige township-hiphop - verdient een pluim.

Maar toch waren er enkele elementen die gaandeweg stoorden. Wanneer het hoofdpersonage gaandeweg ontdooit, levert dat enkele scenes op die nogal hard naar tranerigheid neigen. Zo kijkt Tsotsi vol weemoed - met een mooie zonsondergang als achtergrond - naar een stapel grote rioolbuizen die dienst doen als huis voor een aantal dakloze kinderen en waar hij ooit als kind ook vele nachten doorbracht. Ik denk niet dat échte township-weeskinderen met een traan van weemoed in hun ogen naar een rioolbuis kunnen kijken. Een tikje té glad en ik mistte dan ook de rauwheid en het harde cynisme van een uitzichtloos bestaan, zoals dat bijvoorbeeld in Cidade de Deus wel werd geserveerd (weze het met een tikje teveel gangster-romantiek). Tot daar houdt trouwens de vergelijking met Cidade de Deus volledig op. Een realistisch portret van het leven in een township zou moeten aankomen als een harde vuistslag. Tsotsi deelt hoogstens een aai uit.

Regisseur Hood is trouwens een curieuze duivel-doet-al. Als acteur daagde hij op in slechte horror- en geweldfilms (zoals Curse III : blood sacrifice, American Kickboxer en Kickboxer 5) en was hij zelfs een keertje te zien in Stargate SG1. Momenteel werkt hij als regisseur aan X-men origins : Wolverine, nadat zowel Zack Snyder als Bryan Singer voor deze taak bedankt hadden. Ik vrees het ergste ...

Madeinusa

Regisseur/scenario : Claudia Llosa (2006)

Een jonge geoloog op doorreis komt terecht in een klein dorpje in het Andesgebergte van Peru, net op het ogenblik dat daar een curieus katholiek feest aan de gang is. De inwoners vieren er de dood en verrijzenis van Jezus Christus. Eerst wordt een jong meisje verkozen om de rol van de Heilige Maagd Maria te vertolken in de processie. De eer valt te beurt aan Madeinusa, de mooie dochter van de plaatselijke burgemeester. Maar dan neemt de religieuze folklore een wrange wending : de bewoners zijn ervan overtuigd dat tussen de dood van Jezus op Goede Vrijdag en zijn herrijzenis op Paasochtend alles geoorloofd is. Dan is God immers dood en ziet hij geen zonden. De bewoners zetten het op een zuipen zonder weerga en doen zonder verpinken aan partnerruil. Het is blijkbaar tevens de gewoonte dat het meisje dat de rol van Maria vertolkt, door haar eigen vader ontmaagd wordt. De geoloog tracht de jonge Madeinusa te verlossen van dit bizarre ritueel, maar botst op een muur van vastgeroeste tradities ...

Regisseuse Llosa haalde het idee voor haar script blijkbaar uit een droom en serveert haar bizarre gegeven in een magisch-realistische setting. Door de zeer authentieke fotografie, het gebrek aan ironie in het script en het gebruik van amateuracteurs krijgt het gegeven een zeer realistische toon. Het is deze semi-documentaire aanpak die ervoor zorgt dat je je als kijker zeer ongemakkelijk voelt. Een diep-katholiek dorp waarin incestueuze ontmaagding/verkrachting een gangbare praktijk is tijdens de Paasdagen : het is op zijn minst gezegd confronterend te noemen.

Dat de geoloog de naam Salvador ('redder') draagt en dat het bergdorpje de naam Manayacuna meekreeg (letterlijk vertaald : 'de plaats die niemand kan betreden'), zijn maar enkele van de vele symbolische elementen. Sommige kijkers durven nogal eens vergeten dat het hele verhaal fictief is, en doen de film dan ook af als een walgelijk onding. Madeinusa is zeker geen feelgood-voer voor VijfTV, maar een intrigerende prent met een - voor Latijns-Amerikaanse cinema onverwacht - wrange invalshoek.